''Deel I van deze studie was gewijd aan een theoretisch model, dat moest fungeren als dieptestructuur voor bestaande culturen, die ons als oppervlaktestructuren bekend zijn.
Dit tweede deel heeft als doel aan te tonen dat aan de hand van dit model een vergelijkende beschrijving van culturen kan opgesteld worden. Dergelijke cultuurtypologie heeft niet als doel een cultuurfenomenologie neer te schrijven, maar eerst een reductie op die culturen zelf door te voeren, en dan een triangulatie te ontwerpen met als hoekpunten die culturen die een extreem standpunt innemen. In het aldus geregistreerde landschap kunnen dan de grijze tinten ingekleurd worden.
We vertrekken van het concept "natuur", dat de relatie tussen onze lichamelijkheid en de kosmos uitdrukt. We bestuderen deze in de concentrische cirkels van ¿hemel¿, Umwelt, landschap en stad . We gaan daarna in op de verbroken symmetrie tussen de kosmos en de technologie aan de hand van het werk van Heidegger en de Frankfurter Schule, dat gekenmerkt is door een berustend pessimisme. Daarna verlenen we aandacht aan de utopische natuurfilosofieën. Als extreem immanentisme bestuderen we het Chinese taoïsme en de Indiaanse wereldvisie.
Het tweede hoekpunt van onze triangulatie is de rationaliteit, die de relatie tussen onze ratio en de ¿geconstrueerde¿ wereld van de wetenschap beschrijft. We raken hiermee aan de wortel van onze westerse beschaving in de Griekse filosofie. We bekijken deze laatste vanuit het gezichtspunt van de oriëntalist, en onderzoeken naast de terecht hooggeprezen rationaliteit, de verschrompelde dimensies van natuur en mysticiteit : nauwelijks natuurbeleving, nauwelijks mystiek. Het eerste verduidelijken we door een vergelijkende studie met het Japanse natuurgevoel. In verband met het door het christendom geërfde aarde-hemel dualisme gaan we dieper in op het alternatieve Ierse christendom. De vraag naar de Griekse mystiek leidt ons ook tot de actuele vraag naar de uniciteit van het christendom. Tenslotte wijden we aandacht aan de spanning tussen de Griekse rationaliteit, die zijnsbetrokken is, en de wereld van het worden.
Het derde hoekpunt is de mysticiteit. Ons mystiek vermogen brengt ons in relatie met het numen. We onderzoeken daarbij de waarde van de mystiek als kern van de religiositeit.
Tussendoor stellen we de vraag naar de rivaliteit van de religies in hun oppervlaktestructuren en naar hun eenheid in de dieptestructuur. De mysticiteit is de basis van de Indische wereldvisie en haar realiteitsbewustzijn. Omdat de Indische filosofie in onze academische wereld een stiefkind is, proberen we haar grote waarde aan te tonen, eerst door een inleidende topologie van het Indisch denken, daarna door een grondiger studie over deze filosofie van de mystiek. We stellen ten slotte de vraag naar de academische minachting voor deze vorm van denken.
Ons doel is niet een "Weltgeschichte der Philosophie" te schrijven, maar aan te tonen hoeveel rijker onze wereldbeschouwing zou zijn als we ook rekening zouden houden met de bijdragen van oosterse en andere culturen. Wie graag een alibi zoekt in de incommensurabiliteit, kan misschien eerst dit boek lezen.
Inleiding comparatieve filosofie II
Year
1999
Cover
ISBN
9789023233039